Selecteer een pagina

De Wolvenhoek. Nu vooral bekend vanwege de parkeergarage. In de jaren zestig en zeventig door het aanwezige belastingkantoor en de enorme fietsenstalling in een grote kuil waar nu nog even die parkeerbunker staat. Maar in de Middeleeuwen was het een geheimzinnige plek. Waarom? De naam Wolvenhoek speelt daarbij een rol, want waar komt die vandaan? Regelmatig duikt er wel weer een discussie op over de herkomst. Stadspublicist Paul Kriele (Bastion Oranje) ontdekte, dat de Wolvenhoek mogelijk is afgeleid van de familie Van Wolfsbergen, die ooit op die plek zou hebben gewoond. Dat lijkt een aannemelijke verklaring en vermoedelijk is het ook wel zo. Maar er is ook een spannende.

De meest mysterieuze en daardoor natuurlijk leukste uitleg hoor je tegenwoordig niet meer. In de jaren zestig en zeventig nog wel. Toen werd de uit de Middeleeuwen daterende ‘Legende van de Wolvenhoek’ door ouders wel eens gebruikt om bij lastige kinderen een boeman-effect op te roepen. Het verhaal werkte beter dan het huidige Playstation-verbod, want het was enger en angstaanjagender dan al die trollen en monsters onder jouw eigen bed. De legende leek ook geloofwaardig. Met een klein beetje verstand en navraag bij de leraar op school kon je de benodigde elementen er zelf bij denken, zodat de puzzel paste. Alle factoren voor het griezelverhaal waren aanwezig. Het klopte gewoon.

Boertsche Poort
Volgens de overlevering vindt de legende zijn oorsprong in de winter van 1412. De stad is al ommuurd. De huidige Wolvenhoek lag en ligt niet ver van de stadswal. Een dikke muur, met kantelen en bastions. Niet alleen om vijanden en rovers buiten de stad te houden, maar ook – en vooral – ter bescherming tegen wilde dieren. In het genoemde jaar zou het laatste echter fout gaan, leert de overlevering. Wolven glippen door een open poort, de Boertsche Poort waar de toegangsweg naar Sint-Michielsgestel begint. Een stadswacht was tijdens zijn ronde vergeten de poort af te sluiten.

Uit ‘De Wolven komen’ (1969)

“Het is hartje winter en ijs- en ijskoud. Vroeg in de avond snuffelt een roedel wolven aan de buitenkant van de stadsmuur, op zoek naar voedsel. De leider van de troep, Impeesa, drukt met zijn snuit tegen de deur in de Boertsche Poort en die gaat zomaar open. De wolven kunnen de stad in. Een troep van tien letterlijk tot de tanden gewapende en uitgehongerde roofdieren glipt door de opengeduwde deur naar binnen.

Het is donker en door de kou leeg en verlaten in de stad. Straatverlichting? Wat is dat in 1412? Ze zien niemand. Bij een enkel huis brandt een kaarslichtje. In de verte over wat nu de Hekellaan heet, horen ze paardenhoeven klinken. Daar moeten de wolven niks van hebben. Grote paarden met harde hoeven, daar zijn zelfs zij bang voor. Dus snel weg van hier.

De troep sluipt over de Zuidwal. In het aardedonker. Achter de stadsmuur in de richting van het huidige Heetmanplein. Na vierhonderd meter komen ze bij een straat aan de rechterkant. Iets verderop brandt licht. Misschien is daar wel iets te vinden. Die straat heet tegenwoordig de Prins Bernhardstraat. Voorzichtig sluipt de troep verder. Ze horen geluiden, gelach van kinderen. Bij de huidige Wolvenhoek is de confrontatie……”

De naam De Wolvenhoek is geboren. Althans, zo gaat de legende. Mijn vader wist het, maar die kwam uit Tilburg. Hoe kon hij het weten? vroeg ik me toen al af. Maar mijn moeder vertelde het verhaal ook. In de jaren zestig. En zij was wel een echte Bossche. Mijn moeder had de legende van haar moeder, die dat bevestigde en nog eens benadrukte dat het waar was. “Echt waar, heel Den Bosch was eeuwenlang bang van wolven.” Oma vertelde ook, dat ze de legende kende van haar grootmoeder, notabene geboren in 1823. Daarmee is het verhaal via mijn familielijn al bijna tweehonderd jaar te traceren. Maar ook vriendjes op school hoorden het thuis.

Ontluisterende ontdekking
“Weet je, dat er vroeger buiten Den Bosch wolven leefden en dat ze zelfs de stad zijn binnen gekomen? Zullen we eens naar die plek gaan zoeken.” Hée wat gek, Herman ook al. En ook Leon en Wieke. Ik ben dus niet de enige. Dus wij op speurtocht naar De Wolvenhoek, maar wel toen het nog licht was. De ontdekking was teleurstellend en ontluisterend. Lelijke gebouwen, vonden wij. Een vieze kuil, straatklinkers en niets wat nog herinnerde aan dat horrorverhaal. Geen sporen van wolven. Geen monument. Niets van dat alles. Van 1412 naar 1964. Konden wij bevatten hoeveel 552 jaar is. Je leeft toch eeuwig? Dachten we toen we tien en elf waren.

Maar we maakten wel de optelsom. De stadsmuur was vlakbij. Dat realiseerden wij ons pas toen we terug naar huis fietsten, naar Den Bosch-Zuid. Wolven rond de stad? De leraar op school bevestigde dat de wilde dieren in de Middeleeuwen zelfs een probleem vormden. Het was een van de redenen om stadsmuren aan te leggen en na zonsondergang de poorten te sluiten. Behalve die ene keer dan. Maar wist de leraar dan van De Wolvenhoek? Nee dus, maar hij kwam uit Rossum en daar houdt de wereld toch op…..

En wij? We waren lange tijd doodsbenauwd na onze speurtocht. Onze jeugd brachten we voor een heel groot deel door in het Zuiderpark. Vissen in de vijver, verstoppertje spelen op de bastions en rond de oude muziektent, klimmen in bomen, jagen op konijnen en voetballen met onder anderen Max en Leon de Winter. Soms moesten Max en Leon met zijn tweeën tegen een bal trappen, want dan durfden we niet. Soms zochten we naar wolvensporen. Het mysterie spookte nog heel lang door ons hoofd.

Is het nou waar of niet? Het is in elk geval een leuke Bossche stadslegende. Het verhaal werd dertig tot veertig jaar geleden bovendien te breed gedragen om zomaar een verzinsel te zijn. Een kern van waarheid zal er wel zijn. Maar wolven tot aan de Wolvenhoek in de stad, het klinkt bijna als nu een UFO op de Markt.

Tekst: Frank van Geloven
Foto’s: Inter-IQ